Normaal was het een vrolijk jongetje. Hij deed graag mee met spelletjes en was bijna altijd blij. Maar nu niet. Vandaag deed hij niet mee met een partijtje voetbal, ook niet met tikkertje of verstoppertje. Nee, hij had gewoon geen zin. Toen hem gevraagd werd of hij soms ziek was antwoordde hij helemaal niet. Hij liep met gebogen hoofd door. Hij huilde nog net niet, maar je kon zien dat hij wel gehuild had.
Zijn vriendje kwam naast hem lopen. Want zijn vriendje zag wel dat het niet goed ging en wilde hem graag opvrolijken. Maar dat lukte niet. Het jongetje gaf niet eens antwoord als er wat gevraagd werd. Het was net of hij zijn vriendje helemaal niet hoorde en alsof niets hem meer interesseerde. Zo liepen ze door het kleine winkelstraatje op weg naar huis. Het vriendje begreep dat hij het jongetje niet kon helpen. Als het jongetje niet wilde praten over wat er gebeurd is, kon het vriendje het ook niet weten. Maar gelukkig had het vriendje wel een goed idee. Ze gingen samen naar de Winkel Van Geluk. Misschien dat de winkeleigenaar wel kon helpen.
Zo kwam het dat er twee jongens de winkel in kwamen gelopen. De winkelier zag al dadelijk dat het jongetje verdrietig was en legde gauw een paar zakdoeken klaar. Maar eerst zette hij de grote oude pot vlak bij de tafel en schroefde het deksel er af. Het vriendje wilde al in een stoel gaan zitten toen hij zag dat de winkelier naar achteren liep. Hij liep met de oude winkelier mee en vertelde dat hij geprobeerd had om het jongetje te troosten, maar dat het jongetje niks had gezegd en zelfs niet eens naar hem gekeken had. Of de man van de winkel misschien helpen kon.
De man van de winkel wist het ook niet, maar zei dat hij zijn best zou doen. En ondertussen had hij een pot thee gezet. Dat was vast lekkere thee. Hij rook heel bijzonder. Samen gingen ze terug naar voren. Daar zat het jongetje opgevouwen in een grote stoel. Hij had zijn armen op de tafel gelegd en lag te snikken. Het vriendje wist niet zo goed wat hij moest doen, maar de oude man zei dat hij het goed gedaan had, eerst gingen ze samen maar eens een kopje theedrinken. En daarna zouden ze wel verder zien. Ondertussen had de man thee ingeschonken, en zette een mok voor de jongen neer die lag te huilen. Hij aaide hem over zijn hoofd en zei: “Is het zo erg? Mis je hem zo verschrikkelijk?” Het kleine jongetje keek op met betraande ogen en vroeg: “Hoe weet u dat?” “Ik weet helemaal niks,” zei de oude man. “Alleen zie ik dat jij heel veel verdriet hebt, veel meer verdriet dan wanneer je speelgoedautootje kapot is. Zoveel verdriet dat er wel iets heel naars gebeurd moet zijn. Dus vertel het maar als je kunt."
En het kleine jongetje vertelde dat hij ’s middags uit school gekomen was en zijn hondje niet naar hem toegerend was zoals altijd. Hij had nog aan zijn moeder gevraagd of zij het hondje gezien had. Maar zij wist ook niet waar het hondje was. Ze hadden overal gezocht in huis, in de kelder, op zolder, in de kast, onder de bedden. Maar nergens konden ze het hondje vinden. En toen was hij gaan zoeken. En toen…en toen…. Ach het jongetje kon het niet vertellen. Hij moest zo huilen. Zijn vriendje zat ook bijna te huilen. “Neem maar gauw een slokje thee”, zei de winkelier en gaf het vriendje ook een schone zakdoek. Hij aaide het verdrietige jongetje over zijn hoofd en vroeg: “Je hebt hem gevonden hè? Jouw lieve hondje? Zullen we hem samen op gaan halen?” Nee, dat kon niet, zei het jongetje. Zijn hondje lag midden op de drukke weg. Daar mocht het jongetje zelf ook niet komen, maar het hondje had het wel gedaan en nu….en nu…Dikke tranen biggelden over zijn wangen.
Het vriendje stond op en zei zachtjes tegen de winkeleigenaar: “Zal ik zijn moeder roepen?” Dat vond de man van de winkel een goed idee. Het vriendje klom van de stoel en rende de winkel uit. Ondertussen werd het huilen al een beetje minder. De oude winkelier stond op, liep naar de kast en haalde daar een klein donkerblauw doosje met rode hartjes uit. Hij streek er voorzichtig met zijn hand over en gaf het toen aan het jongetje. “Wat is dat?”, vroeg het jongetje. “Dit is een herinneringendoosje,” zei de winkelier. “Jij hebt heel veel mooie herinneringen aan je lieve hondje. Die herinneringen zullen altijd bij je blijven, die zitten in je hart. Zie je wel dat er hier ook rode hartjes op staan? Elke keer als je in dit doosje kijkt, zal er weer een mooie herinnering aan je hondje boven komen. In het begin zal je nog heel erg verdrietig zijn en het doosje altijd bij je willen dragen. Maar na een tijdje voel je dat de pijn van het verdriet een beetje minder wordt. En misschien vergeet je dan een dagje naar het doosje te kijken. Als je later groot bent en je ziet het doosje weer, zal je je nog steeds herinneren hoe lief en hoe mooi je hondje was. En hoeveel je van je hondje gehouden hebt.” Het jongetje knikte, begon weer te huilen toen hij zag dat zijn moeder binnen was gekomen. Zijn moeder troostte hem en hij liet haar het herinneringendoosje zien. Het mooie donkerblauwe doosje met de rode hartjes.
Toen zei de man van de winkel dat het jongetje eigenlijk ook iets had gekregen vandaag dat je niet kon zien. Zowel het jongetje als zijn vriendje dat met moeder meegekomen was, keken op. Wat bedoelde de man nou? De winkelier zei dat het jongetje vandaag van hem weliswaar een mooi herinneringendoosje had gekregen, maar dat het andere jongetje iets veel mooiers had gegeven. Iets veel groters dat heel bijzonder en toch ook zo gewoon was. De twee jongens snapten er niks van. Maar moeder wel. Moeder zei:” Ik denk dat ik het weet. U bedoelt vriendschap zeker.” En dat klopte. De vriendschap van de twee jongens was vandaag veel dieper en veel sterker geworden.
Toen de jongens samen met moeder de winkel uitliepen, sloot de winkelier de oude donkere pot en zette hem weer terug in het hoekje van de winkel.
Als je een reactie op dit bericht verstuurt, wordt dat op deze pagina geplaatst. We plaatsen je naam en eventueel een link naar de website die je opgeeft. Je e-mailadres is nooit openbaar zichtbaar.