Even verderop in het winkelstraatje woonden een paar gezinnen met kinderen. Vaak speelden de kinderen buiten met elkaar. Een van de spelletjes was stoepranden. Daarbij konden twee kinderen meedoen. De ene stond op de ene stoep en de ander stond er tegenover op de andere stoep. En wie nou de bal precies zo tegen de stoeprand van de ander kon gooien dat de bal terug stuiterde, kreeg een punt. Of als ze met meer waren deden ze buskruit. Daarbij was een kind de zoeker. Die moest vlak bij de bal tot dertig tellen en de andere kinderen verstopten zich intussen. Na dertig tellen mocht hij gaan zoeken waar de andere kinderen verstopt zaten. Als hij iemand zag kon die gebuut worden bij de bal. Maar als de zoeker even niet oplette kon het ook gebeuren dat een van de andere kinderen naar de bal rende en de bal wegschoot. Dan was iedereen die al gebuut was weer vrij. Iedereen kon zich weer verstoppen in de tijd dat de zoeker de bal ging ophalen om weer op de buutplek terug te leggen. Met name ’s avonds in de zomer werd dit spel graag gespeeld. Als een van de grote mensen meedeed werd er ook wel touwtje gesprongen met een groot touw. Dan moest de volwassenen natuurlijk draaien, want de kinderen hadden daar niet zoveel zin in. Zij sprongen liever.
Aan het einde van de winter, als de grond niet meer bevroren was, werd het knikkertijd. Dan kon er tussen de tegels gemakkelijk een knikkerpotje gemaakt worden. En in de knikkertijd gebeurde het dat twee meisje hevig ruziënd het straatje in kwamen lopen. Ze lieten het niet bij woorden alleen… Nee, ze trokken elkaar de haren bijna uit het hoofd. En vlak voor het winkeltje gaf het ene meisje de ander een keiharde duw opzij. Het meisje wankelde en viel bijna de winkel in. Verbaasd hield ze zich even in en keek rond, daarna begon ze drie keer zo hard terug te schelden en net toen ze het andere meisje ook een klap wilde verkopen werd haar arm vastgepakt. Ook de arm van het meisje dat de eerste klap had gegeven werd vastgepakt. De meisjes schrokken hevig. Wat was er ineens aan de hand? Wie deed dat? En toen klonk er die vriendelijke stem die zei: “Komen jullie maar eens even mee. Hier moet eerst gepraat worden.” -“Ja maar zij…!” -“Nietwaar, jij…!” Begonnen de meisjes weer.
“Niks daarvan.” zei de oude winkelier, want hij was het die de armen van de twee meisjes vastgepakt had zodat ze elkaar niet konden slaan. Hij zette het ene meisje op de ene grote stoel en het ander meisje op de andere grote stoel bij de tafel. Ondertussen ging hij de oude donkere pot pakken en zetten hem open tussen hen in. Het deksel legde hij op tafel.
“Zo”, zei hij, “Ik wil van allebei jullie verhaal horen wat er aan de hand is. En nou ben ik een beetje een domme oude man: Ik heb wel twee oren, maar ik kan er maar één mens goed mee horen. Dus zullen jullie na elkaar je verhaal mogen vertellen. En vanwege mijn twee oren die maar één kind goed kunnen horen als zij praat moet de ander dan haar mond houden. Daarna is het andersom. Snappen jullie dat?”
-“Ja meneer.”
Om de beurt vertelden de meisjes dat ze die dag samen geknikkerd hadden en dat er daardoor ruzie was ontstaan. Het ene meisje had volgens het andere meisje vals gespeeld, terwijl de ander zei dat er niks van waar was, maar dat juist die ander haar gisteren zo lelijk uitgescholden had en dat ze daarom teruggescholden had.
Het duurde heel lang voordat de eigenaar van de winkel had uitgevonden wat er nou eigenlijk echt aan de hand was. Daarom vroeg hij het jongste broertje van een van de meisjes om tegen beide moeders te zeggen dat de meisjes in de winkel bezig waren met een herstelgesprek. Het kleine jongetje had gevraagd wat een “hersengesprek” nou eigenlijk was. Daarop moest de winkelier lachen. Het jongetje was slim zei hij. De meisjes moesten hun hersenen beter gebruiken als ze met elkaar spraken. Hij vertelde het jongetje dat mensen die ruzie gemaakt hadden er samen over moesten praten om te kijken waar de ruzie vandaan kwam. Pas als de ruzie helemaal over was konden ze weer vrienden worden, de relatie herstellen heette dat met een mooi woord. Daarom is het een herstelgesprek. Maar hij gaf het jongetje wel twee briefjes mee, een voor zijn eigen moeder, want het was immers zijn zusje die hier in de stoel zat, en een voor de andere moeder.
De oude winkelier was niet verbaasd toen even later de moeder van het jongetje de winkel in kwam. Hij had het al verwacht, zei hij. Misschien dat ze een kopje thee lustte terwijl ze zat te wachten? Hij dacht dat de moeder van het andere meisje ook wel zo in zijn winkeltje zou verschijnen. Nauwelijks had hij thee ingeschonken of de ander kwam er ook al aan. Ze bleef een beetje bij de deur staan en durfde niet goed naar binnen en keek al helemaal niet naar haar buurvrouw. “Komt u verder, dan schenk ik ook voor u een mok thee in." zei de man van de winkel. “Weet je meisjes, zei hij tegen de beide ruziemaaksters van zo even. “Ik geef jullie allebei een witte shuttle en een badmintonracket. Als jullie nou weer ruzie willen maken, gooi je het veertje, de shuttle, naar de ander. Die mag kiezen wat ze doet: Ze mag met het badmintonracket het veertje terugslaan, dan is ze niet zo erg boos en wil ze wel een potje badminton gaan spelen, of ze houdt de shuttle vast en geeft het niet terug. Dan is ze te boos, wil op dat moment niet praten en heeft geen zin in een spelletje badminton. Dat mag. Maar... ze moet voordat ze naar bed gaat de shuttle weer teruggeven. En dan moeten jullie allebei eerst Sorry en dan iets aardigs tegen elkaar zeggen. Je mag nooit gaan slapen als je nog ruzie hebt.” Dat snapten de beide meisjes wel. Ze bedankten hem hartelijk voor de badmintonrackets en liepen met de arm om elkaar heen geslagen de deur weer uit.
Ondertussen zaten beide moeders tegenover elkaar aan tafel. Ze keken elkaar niet aan, maar hadden allebei wel verstaan wat de man tegen hun dochters had gezegd toen hij hen het badmintonspel met de twee veertjes gaf. Het was duidelijk dat ze zich ongemakkelijk voelden. Op het moment dat de oude man weer naar hen toekwam stak de ene haar hand uit naar de ander en zei: "Zullen wij het dan ook maar weer goed maken?” Voordat de ander ook maar kon antwoorden zei de winkelier dat ze het eerst moesten uitpraten. Een kleine ruzie was vaak sneller over dan een ruzie die al maanden duurde, zei hij. Helemaal als er zoveel dingen gebeurd waren waardoor alles nog moeilijker werd. Soms moest je pijn nog een keer voelen en dan kon je het daarna, als je er goed mee bezig was geweest, op een ander plekje opbergen in jezelf. Dan deed het geen pijn meer, waren de scherpe kantjes van de pijn af. Maar als je net deed of er niks gebeurd was en je het niet uitpraatte, kon je er veel meer last van krijgen en kon het je zelfs zoveel pijn gaan doen dat je er ziek van werd.
Hij stelde voor dat ze een paar herstelgesprekken zouden voeren. Samen, met zijn drietjes, hier bij hem in de winkel. Hij zorgde dan voor de thee. Als nou morgen de moeder van het jongetje voor iets lekker bij de thee zou zorgen, kon de ander het overmorgen doen.
Beide vrouwen knikten. Ze wisten dat dit de enige manier was om weer als goede buren met elkaar om te kunnen gaan. Als ze alleen met elkaar zouden praten zou er weer onenigheid komen. Maar met een derde persoon erbij kon dat wel. Dat moest iemand zijn die goed kon luisteren en soms ook goede vragen kon stellen. Vragen over waarom iemand zo dacht of waarom juist niet zo dacht. Vragen over wat je nou eigenlijk bedoelde en of je het beter uit kon leggen. Maar ook vragen over je gevoel, wat je voelde toen het gebeurde en hoe je tijdens het gesprek voelde. Ja, met de winkelier als derde persoon zouden hun gesprekken eerlijk kunnen zijn.
Ze stonden op, gaven de winkelier een hand en bedankte hem hartelijk. Daarna gaven ze elkaar een hand en zeiden: “Tot morgen.”
Als je een reactie op dit bericht verstuurt, wordt dat op deze pagina geplaatst. We plaatsen je naam en eventueel een link naar de website die je opgeeft. Je e-mailadres is nooit openbaar zichtbaar.